Inventarisatieprotocol

Algemeen

Het doel dat moet worden bereikt in het kader van de actie naar het onderzoeken van de houtvoorraad is het nouwkeurig in kaart brengen van van de bosbestanden in de 5 testzones, waarbij met grote precisie onderscheid wordt gemaakt tussen loof- en naaldbomen. Het onderscheid maken tussen de soorten maakt deel uit van het onderzoek, maar het gebruik van de resultaten zal afhangen van de bereikte precisie.

Werkzaamheden op basis van foto-interpretatie, aangevuld met metingen op het terrein, zullen het mogelijk maken om modellen te maken voor beeldclassificatie en om deze laatste voor de testgebieden.

Fase van de foto-interpretatie

De foto-interpretatie bestaat uit het overlopen van een reeks willekeurig verspreide punten in een geografisch informatiesysteem (QGis) en ze op basis van de luchtfoto’s te klasseren in verschillende categorieën wat bodemgebruik betreft.

photointerpret.jpg

V

Dit zijn de verschillende categoriën bodemgebruik:

  • Loofbomen
  • Naaldbomen
  • Bos (indien geen onderscheid kan worden gemaakt tussen naald- of loofbomen)
  • Populieren
  • Kerstbomen
  • Kaalslag
  • Bosaanplanting
  • Natuurlijke verjonging
  • Heide (brandwerende begroeiing behoort tot deze categorie)
  • Loofboom buiten bos
  • Naaldboom buiten bos
  • Boom buiten bos (indien geen onderscheid kan worden gemaakt tussen naald- of loofbomen)
  • Kunstmatig terrein zonder plantengroei (woning, …)
  • Stedelijke beplanting (tuin, …)
  • Oppervlakte water
  • Landbouwgrondengrond
  • Grasvegetaties
  • Gronden zonder vegetatie
  • Andere

Fase op het terrein

Om de foto-interpretatie aan te vullen met bijkomende gegevens, worden op basis van een steekproef binnen de categoriën “Loofbomen”, “Naaldbomen” en “Bos” percelen bezocht op het terrein, met behulp van een gps.

Tools en metingen:

  • GPS voor wandelingen
  • Tablet: veldcodering + verhogen van het gebruiksgemak van de navigatie door het tekenen van punten op de onderzoekslocaties
  • Dendrometer: meting van het grondvlak met de methode van Bitterlich

Eens de foto-interpretatie is afgerond, worden de inventarisatiepunten op de gps en op de tablet geladen.

Als we vaststellen dat het punt dat we met gps bereikten net op de grens van 2 types bestanden ligt of dat het punt zich aan een bosrand bevindt, dan wordt het punt binnen het beoogde bestand verplaatst.

De gegevens die op basis van de metingen worden ingevuld zijn:

  • Occ_sol.: grondgebruik dat reeds werd ingevuld dankzij de foto-interpretatie, maar gewijzigd indien deze niet correct blijkt bij de controle op het terrein. De opmerking “Grondbez-verandert” wordt dan toegevoegd in de kolom “Comment”;
  • Structure: structuur van het bosbestand (regelmatig, onregelmatig, ... boomhoogte);
  • FST: gekozen grondoppervlaktefactor, er moet worden gekozen tussen 1 en 2 om te komen tot 15 en 20 geïnventariseerde bomen. Voor loofbomen is 1 vaak beter, voor naaldbomen 2. Dit is afhankelijk van de dichtheid van de opstand.
  • All en HC: grondvlak per soort (All) en grondvlak per soort van de bomen die niet met de kroon in het kronendak zitten (onderstammig)(HC).
  • Distrib: Verdeling van het totale grondvlak in drie diameterklasses; PB (17,5 ≤ Ø ≤ 27,5 cm), MB (27,5 cm ≤ Ø ≤ 47,5 cm) en GB (Ø ≥ 47,5 cm).
  • Comment: ingevuld in functie van de situatie op het terrein, zie hieronder.
  • Access: ingevuld met “neen”, “A” of “B” in functie van de toegankelijkheid van het perceel. (T voor aardeweg, B voor berijdbare weg).
  • Gestion (beheer): ingevuld met “ja” of “neen” indien in het perceel de voorbije 5 jaar een beheeractiviteit heeft plaatsgevonden.
  • Dégats (schade): ingevuld met “neen”, “schors”, “vraat” indien de schade door wild zichtbaar is in het perceel waar het punt zich bevindt (schors voor ontschorsing/veegschade en vraat voor vraatschade).
  • Coupe (kapping): ingevuld indien het bezochte punt een recente kaalslag is (BE) of indien op het terrein wordt vastgesteld dat het perceel geëxploiteerd werd. Invullen met “recent” indien de oogst minder dan 3 jaar geleden is en “oud” indien de oogst meer dan 3 jaar geleden is.

Bij de metingen van het grondvlak is de inventarisdrempel een diameter van 7 cm op borsthoogte (1,5 m hoog). Wanneer de opstand van het bezochte punt een jonge aanplant of kapvlakte is, dan wordt het cijfer van het grondvlak vervangen door de notering van een kruisje (X) in het veld “All” van de aanwezige soorten.

Bij een regelmatig hooghoutbos (met een uitgesproken onderetage) of bij een middenbos worden de sterk aanwezige soorten van de onderetage of het dunningshout onder de inventarisatiedrempel met de afkorting SE vermeld in het veld “HC”.

Indien het punt onbereikbaar blijkt te zijn, dan wordt in het veld “Comment” de vermelding “onbereikb” genoteerd. Is de meting onmogelijk door de dichtheid van de begroeiing, dan wordt in het veld “Comment” de vermelding “onmog.” genoteerd. De aanwezige soorten worden dan in het veld “All” vermeld met een kruisje (X) en de soorten van de onderlaag met “SE” in het veld “HC”.